Het jaar 2000. Ik ging studeren en kreeg de oude fiets van mijn vader mee naar de grote stad. Twintig jaar lang had’ie de beste man dagelijks naar zijn werk gebracht; nooit had’ie tegengesputterd. Binnen drie maanden kreeg ik het voor elkaar de fiets van mijn vader naar de gallemiezen te helpen. Stoep op, stoep af, dronken valpartijen, dikke vrienden achterop. Het oude bakkie kon het allemaal niet meer aan.
Bij gebrek aan goede Nijmeegse junks moest ik aankloppen bij Fietsenhandel Willie Willems. Voor veertig gulden kocht ik een simpele stalen ros: geen versnellingen, geen handremmen, niets! Hoe minder er op zat, des te minder er kapot kon. Ik zat in mijn wilde tijd en moest en zou me onderscheiden. De fiets kreeg dan ook de kleur fluorgroen en bij de AH leende ik een mandje, dat met behulp van tyraps aan het stuur werd bevestigd. Probleem was nu alleen dat ik nooit onopvallend ergens heen kon, omdat bekenden mijn trouwe metgezel al vanaf een kilometer afstand herkenden. Geen geheime liefde bleef in die tijd geheim.
Jaren later. De studententijd zat erop en ik verhuisde naar een keurig yuppenwijkje in Nijmegen-Oost. Ik kreeg een soort van baan wat ervoor zorgde dat ik eindelijk een beetje geld te besteden had. Weg dus met de fluorfiets met mandje, tijd voor een gloednieuwe! Nog altijd was ik niet af van de drang me te onderscheiden en dús moest en zou ik een beachcruiser. Hoog stuur, stoere stickers, alleen een slot ontbrak. Gelovend in het goede van de mens parkeerde ik mijn nieuwe liefde zes maanden lang slotloos in mijn voortuin en pochte ik tegen vrienden dat ik in een wijk woonde waar niets gejat werd. Tot ik op een morgen wakker werd en mijn fiets er niet meer stond…
Weer moest ik op zoek naar een nieuwe boezemvriend. Leve het internet. Ik vulde wat goede eigenschappen in op google en daar was hij. Piepjong, maar zich voordoend als een chique oude heer, in het bezit van een heerlijke dubbele stang en een rekje. En nog belangrijker, voorzien van twee enorm harde sloten. De liefde is nog pril, maar ik ga er zuinig mee om. Ik stap af bij elke stoeprand, word niet meer zo dronken dat ik van mijn fiets af val en heb het geluk dat mijn dikke vriend verhuisd is. De kans is dan ook groot dat mijn toekomstige zoon deze fiets over een jaar of 25 binnen een maand heeft afgeragd als hij gaat studeren.
Deze column is geplaatst in het Magazine van het universitaire wereldkampioenschap wielrennen (WUCC) 2008.