“Mag ik je studentenkaart even zien?”, vraagt de aardige dame achter de balie. Ik grimas. Ik weet niet of ik hier nu blij mee moet zijn of juist niet. Het is mijn eerste werkdag als docent, ik heb geen idee waar ik zijn moet en de receptioniste denkt dat ik een student ben. Na uitgelegd te hebben wie ik ben en wat ik kom doen, wijst ze me de weg. Ik volg haar aanwijzingen op en passeer een bord waarop alle foto’s van mijn nieuwe collega’s staan. Even kijken met wie ik de komende tijd te maken ga krijgen.
Grijs
Mijn blik gaat over de foto’s. Voor negentig procent blijken het mensen die mijn ouders hadden kunnen zijn. Grijs, rimpels, zelfs een snor. Vanachter de hoek verschijnt een bekend gezicht. Het is mijn collega met wie ik een paar maanden geleden al een kennismakingsgesprek heb gehad. Ze ziet me staan en gniffelt. “Ja Joris, wat vers bloed konden we wel gebruiken.”
Waar mijn collega’s de leeftijd van mijn ouders hebben, zijn de studenten aan wie ik les zal gaan geven net zo oud als mijn broertje. Was ik vooraf vooral bang dat dit minieme leeftijdsverschil er wel eens voor zou kunnen zorgen dat ik niet serieus genomen zou worden als docent, nu begin ik te vrezen voor het enorme leeftijdsverschil met mijn collega’s. Waar hebben die mensen het over? Kan ik wel meepraten? En zien zij mij wel als collega?
Druk
Nu, zeven maanden later, blijkt dat ik me weer eens voor niets druk heb lopen maken. Als ik één ding geleerd heb het afgelopen jaar, dan is het dat leeftijd niets zegt. Sommige studenten van twintig zijn nu al vastgeroest, terwijl mijn collega van 55 nog regelmatig door de gang huppelt. Nu maar hopen dat ik op die leeftijd nog kan lopen…
Dit artikel is eerder gepubliceerd op de site van Intermediair Forward.
Bram
Leeftijd zegt wel een heel klein beetje dan… Bijvoorbeeld de keuze tot het laten staan van een snor (dit moet een Ruud Gullit of Frank Rijkaard-fan zijn -mannen die wisten hoe je een snor rockt-). Leeftijd zorgt er ook voor dat je leerlingen bij jou briefjes met ‘duw-me-van-de-trap-af’ op je rug plakken en niet bij je collega’s (met broze, breekbare heupen).
Dat dus.