De scholen zijn weer begonnen. Dit jaar echter zonder mij. Na drie jaar als docent in het middelbaar en hoger onderwijs te hebben gewerkt, heb ik het krijtje erbij neergegooid en ben ik het bedrijfsleven ingestapt.
Ondertussen doet minister Plasterk zijn best om het lerarentekort op te lossen. Hij moet dan wel bezuinigen, de 1,1 miljard euro die is gereserveerd voor het Actieplan Leerkracht blijft gewoon intact. In dit actieplan staat beschreven hoe het ‘kwantitatieve tekort aan kwalitatief goede leraren’ moet worden opgelost. De komende tien jaar verlaat – zo is in het actieplan te lezen – in totaal namelijk zo’n driekwart van de huidige leraren het onderwijs. Omgerekend komt dit neer op zo’n 47.000 voltijdbanen. En die lege plekken moeten allemaal ingevuld worden. Door zijinstromers, maar voor het leeuwendeel door jonge mensen.
Mensen zoals ik dus. Mensen die graag met jonge mensen werken en kennis overdragen. Die zich thuis voelen in een dynamische omgeving. Helaas verlaat volgens het SBO, een samenwerkingsverband tussen werkgevers en werknemers in het onderwijs, een kwart van de jonge docenten binnen vijf jaar het onderwijs alweer. Net als ik dus.
Waarom ik een baan als projectmanager/ tekstschrijver bij een redactioneel communicatiebureau accepteerde? Ik wilde vooruit. Ik wilde me ontwikkelen. Ik was bang als docent elk jaar dezelfde lp af te moeten draaien, totdat hij grijs was en ik met pensioen mocht. Was ik dan niet sowieso ongeschikt voor het leraarschap en had ik dat niet eerder kunnen bedenken? Nee, zo simpel ligt het niet. Als ik met leeftijdgenoten praat, hebben zij dezelfde soort fundamentele twijfels bij een lange carrière in het onderwijs. In de discussie rondom het lerarentekort gaat het vaak om geld. Het leraarschap zou te slecht betaald worden, waardoor jonge mensen niet voor een baan in het onderwijs zouden kiezen. Geld is volgens mij echter niet het probleem. Mensen die gekozen hebben voor een lerarenopleiding, kiezen namelijk niet voor het geld. Zij worden docent om maatschappelijk relevant werk te doen.
In het onderwijs staat de student centraal. En terecht! De docent mag echter niet vergeten worden. Ook hij wil en moet zich ontwikkelen. Maar wanneer moet hij dat in hemelsnaam doen? Een goede docent heeft het altijd druk. Is hij niet aan het lesgeven, dan zit hij wel in vergadering met zijn vakgenoten, bereidt hij zijn lessen voor of kijkt hij werkstukken na. Docent ben je zeven dagen in de week, 24 uur per dag.
Het carrièreperspectief van een docent spreekt veel jonge mensen niet aan: je begint als docent en bent twintig jaar later nog altijd docent. De enige manier om je in de rangorde op te werken is door managementtaken te gaan doen. Maar wat nou als daar je ambities niet liggen?
De overheid kan er niet meer omheen: zij zit met een probleem. Er komen 47.000 onderwijsbanen vrij, terwijl jonge docenten massaal weglopen uit het onderwijs. Het is tijd om in te grijpen.
Waarom start de overheid niet met een traineeprogramma waarbij jonge mensen het beste uit twee werelden te zien krijgen? Waar zij –onder goede begeleiding – voor de klas staan en ook in het werkveld te vinden zijn. Waar zij enthousiast worden gemaakt voor het leraarschap en ook nog eens voeling met de praktijk houden. Het Rijkstraineeship toont al aan dat jonge mensen een op het eerste gezicht niet erg hippe baan toch interessant vinden, zolang zij maar de kans krijgen om te leren.
Natuurlijk, je kunt er ook zelf voor zorgen dat je zowel een baan in het onderwijs als in het bedrijfsleven hebt, maar die combinatie stuit vaak op praktische problemen. De roostermaker is niet blij met je en vergaderingen zullen geheid plaatsvinden op momenten dat jij er niet bent.
Ik zou zonder twijfel meedoen aan een dergelijk duaal traineeship. Lekker met de poten in de modder, om de opgedane kennis vervolgens over te kunnen brengen op de leerlingen. Het mes snijdt daarbij aan twee kanten: de jonge docent blijft voeling houden met de praktijk – wat goed onderwijs oplevert – en wordt daar ook nog eens blij en gemotiveerd van. Een leraar economie haalt voldoening en voordeel uit zijn halve baan als bedrijfskundige en een docent biologie blijft leren wanneer hij zijn vak ook in de praktijk uitoefent.
Dus stop de discussie over salarissen en zoek naar rigoureuze oplossingen. Bekijk op welke manier het docentschap wél aantrekkelijk kan zijn om jonge mensen te werven en – misschien wel belangrijker – te houden. Jonge docenten zijn op zoek naar de juiste invulling van hun loopbaan en moeten daarbij geholpen worden. Koester de jonge docent!
Dit artikel verscheen op 1 oktober 2009 in de NRC.next